Meer resistente aardappelrassen voor balans in de markt
De biologische sector heeft zich geconformeerd aan het doel om in 2020 volledig phytophthora-resistente aardappelrassen te telen in Nederland.
De schimmelachtige aardappelziekte phytophthora heeft in 2016 veel schade aangericht in de biologische sector. De behoefte aan resistente aardappelen nam daardoor verder toe. Ook was er de discussie over kopergebruik, wat een prikkel was om afstemming tussen ketenpartijen op te zetten over resistente aardappelen; het aardappelconvenant.
“Telers wilden de nieuwe rassen wel telen, maar wilden ook zekerheid in afname”, vertelt Maaike Raaijmakers, projectleider Bionext, de ketenorganisatie voor duurzame, biologische landbouw en voeding. “Pootgoedtelers wilden zekerheid in afname, zo zijn de koppen bij elkaar gekomen.” Vanuit de retail haakten Jumbo en AH aan, gevolgd door onder andere Aldi en Superunie. Een aantal verpakkers heeft ook gezegd te willen meedoen. Er zijn onderhand zoveel partijen dat telers, kwekers en retail allemaal meebewegen. De retail wordt komend jaar ook meegenomen de proefvelden. Zo laat de sector zien wat er wordt gedaan.
100% robuuste biorassen
Er staat nu in het convenant dat het streven is om in 2020 100% robuuste biologische aardappelrassen – volledig weerbaar tegen phytophthora – in Nederland te hebben. Daarvoor is zowel de opschaling van de pootgoedproductie als teelt en afzet nodig. Raaijmakers: “Na 2020 wil de biologische sector alleen nog robuuste aardappelen aan Nederlandse consumenten verkopen.
Den Hartigh heeft zeventien rassen waar een hoofdgen tegen phytophthora in zit, vertelt veredelaar Jacob Eising van het aardappelhandelshuis en veredelingsbedrijf Den Hartigh uit Emmeloord. Er zijn wel een stuk of tien rassen op de markt, maar deze zijn beperkt in areaal. Het aantal robuuste rassen moet groeien. “Verschillende klanten vragen veel andere soort eigenschappen, waardoor meerdere soorten robuuste rassen nodig zijn”, zegt Eising. “Het veredelen van een wilde soort tot een robuust aardappelras duurt lang. Het voorwerk neemt zo’n drie jaar in beslag. Terugkruising erbij kost zo’n 20 jaar.”
Van wild naar rassenlijst
De wilde soorten worden op een acceptabel niveau gebracht door onderzoeksinstituut Wageningen UR. Vervolgens zijn er kweekbedrijven of boeren die in een tijdschema van tien jaar tot rasontwikkeling kunnen komen. Zo’n ras is dan beschermd en staat op de rassenlijst. Dan is het voor iedereen toegankelijk.
Naast robuuste rassen komen er rassen met gestapelde genen. Eising: “Dat is nog beter, omdat dat voor de natuur ingewikkelder is om doorheen te breken. Meer resistente rassen bieden meer balans, is de verwachting.”
Bron: Boerderij