Minder vlees eten, maar wel meer produceren
Landen met een hoge melk- en vleesconsumptie moeten hun consumptie verminderen en tegelijkertijd hun productie efficiënt verhogen om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen. Dat is een van de conclusies van een vorige week verschenen rapport van het World Resource Institute, een wereldwijd opererende denktank voor duurzame ontwikkeling. De route die daarin wordt geschetst naar een klimaatneutrale landbouw in Denemarken, gaat waarschijnlijk ook op voor Nederland.
Ruim twee jaar geleden publiceerde hetzelfde World Resource Institute (WRI) het rapport ‘Creating a sustainable food future’ met daarin een pleidooi voor duurzame intensivering van de landbouw. Alleen op die manier gaat het lukken om voldoende voedsel te produceren voor een groeiende en meer welvarende wereldbevolking. Blijven we op dezelfde voet doorgaan, dan moet het landbouwareaal groter worden en dat gaat ten koste van bossen en andere habitats. Ook stijgt daardoor de uitstoot van broeikasgassen.
De sleutel voor het verduurzamen van de landbouw is niet meer biologische landbouw, zoals de Europese Commissie bepleit in haar Farm-to-Fork strategie, noch het halveren van de veestapel, zoals door sommige Nederlandse politici wordt bepleit. Om te voorzien in de groeiende behoefte aan voedsel moeten we inzetten op innovatie en technologische vernieuwing in combinatie met beter management van de hele voedselketen om verspilling tegen te gaan. Niet halveren, maar innoveren dus.
Klimaatneutraal
Het probleem met zulke mondiale analyses is dat ze uitgaan van gemiddelden en geen enkel land of regio is gemiddeld. Zo is bijvoorbeeld de uitstoot van broeikasgassen door de landbouw gemiddeld wereldwijd zo’n 24% van het totaal, maar als we kijken naar landen als Denemarken of Nederland dan is dat 9%. Gezien de verschillen besloot het WRI om een analyse te maken van wat er nodig is voor een klimaatneutrale landbouwsector in Denemarken.
Dat kwam goed uit want dat is ook de ambitie van de belangrijkste Deense landbouworganisatie, de Danish Agriculture and Food Council. Hoewel de focus op Denemarken ligt, zijn de conclusies en aanbevelingen ook relevant voor andere geavanceerde landbouweconomieën, schrijft hoofdonderzoeker Tim Searchinger in een begeleidende blog. Als we naar de cijfers kijken, hoort Nederland daar zeker bij.
Tandje meer
De wereldwijde vraag naar voedsel stijgt tot 2050 met 45%. Dat betekent dat boeren gemiddeld ook 45% meer voedsel per hectare moeten produceren om te voorkomen dat er nog meer bossen en andere habitats gerooid moeten worden. De standaard reactie is dat we dan maar minder dierlijke eiwitten moeten consumeren, omdat daar driekwart van het huidige landbouwareaal voor nodig is.
In Europa en de Verenigde Staten kan het zeker een tandje minder met de vleesconsumptie, schrijft het WRI, en nog wel twee tandjes ook. Maar zelfs als hier de vleesconsumptie sterk daalt, zal de wereldwijde consumptie de komende decennia toenemen als gevolg van de groei van de bevolking en de groei van de welvaart. Daarbij gaan de onderzoekers ervan uit dat in 2050 twee derde van de wereldbevolking een kwart van de hoeveelheid vlees consumeert die nu gemiddeld in Europa en de VS wordt gegeten.
Exporteren
Waarschijnlijk gaat het voor veel mensen tegen hun intuïtie in, maar volgens het WRI moeten landen als Denemarken en Nederland hun vlees- en melkproductie daarom juist verhogen. Niet voor eigen consumptie – die moet immers dalen – maar voor de export. Vermindering van de productie leidt er alleen maar toe dat andere landen meer vlees en melk gaan produceren, hoogst waarschijnlijk minder duurzaam met meer landgebruik en meer uitstoot. Met halveren van de veestapel span je het paard dus achter de wagen.
In zijn blog schrijft Searchinger: “De meest waardevolle rol die Denemarken wereldwijd speelt, is om te laten zien hoe het mogelijk is om zuivel en varkensvlees te produceren met veel minder uitstoot van broeikasgassen en een grotere voerconversie – en dat op een manier die beter is voor dierenwelzijn (..).” Om die rol te kunnen blijven spelen moeten landen als Denemarken en Nederland fors investeren in onderzoek en in creatieve technieken om de efficiëntie te verbeteren en de emissies te beperken.
Man-op-de-maan
Er zijn veelbelovende technieken – voor een deel in ontwikkeling, voor een deel al beschikbaar – om emissies te beperken. Zo kan de emissie van methaan en ammoniak uit mest worden verminderd door de mest dagelijks uit de stal te halen – een gangbare praktijk in Zweden – en de opgeslagen mest iets aan te zuren. Verder zijn en worden er voeradditieven ontwikkeld om de methaanuitstoot uit de koeienmaag te beperken. Ook zou je grassen kunnen raffineren om het eiwitgehalte te verminderen. In totaal denken de onderzoekers van WRI de uitstoot uit de Deense landbouw met 80% te kunnen verminderen op basis van technieken die goedkoop genoeg lijken zijn om op grote schaal te worden toegepast.
Om die potentiële reductie te realiseren, moeten onderzoek en ontwikkeling echter wel op een andere manier worden georganiseerd dan nu het geval is. Momenteel gebeurt de financiering van onderzoek reactief, op basis van ingestuurde onderzoeksvoorstellen. Als we echt een slag willen maken, moet het een man-op-de-maan project worden, een gerichte inspanning om de emissies zo snel mogelijk omlaag te krijgen, vergelijkbaar met het Apollo-project of – iets recenter – de ontwikkeling van de smartphone.
Opbrengsten
Naast vermindering van emissies is het ook van belang om meer voedsel te produceren op hetzelfde, of liever nog een kleiner areaal. Daarbij is een belangrijke rol weggelegd voor veredeling. Mede door inzet van moderne genetische technieken is het volgens het WRI mogelijk om de gestage groei van de opbrengst per hectare de komende jaren te versnellen.
Naast hogere productie door verbeterde fotosynthese en een betere opname van nutriënten, moeten we daarbij ook denken aan minder verlies door ziekten, plagen en onkruiden en door de wisselvalligheden van het weer. Precisietechnieken zorgen eveneens voor hogere opbrengsten per hectare en efficiëntere benutting van water en nutriënten.
Als de voedselproductie per hectare stijgt, komt er ruimte vrij voor natuur en biodiversiteit en daarmee ook voor de ‘natuurlijke’ opslag van koolstof in bossen en veengebieden. Door het vernatten van veengebieden en het herstel van duizenden hectaren bossen kan Denemarken niet alleen het verlies aan koolstof uit veengebieden een halt toeroepen, maar ook voldoende CO2 uit de atmosfeer halen om de nog resterende uitstoot van broeikasgassen uit de landbouw te compenseren.
Startkaart
Hoewel het WRI-rapport een route aangeeft naar een klimaatneutrale landbouw, is daarmee niet gezegd dat dat ook dé route is. Niet elke technologie zal aan de verwachtingen beantwoorden en er kunnen altijd nog andere technologieën opduiken. “Het is een startkaart die mettertijd zal worden herzien”, schrijft Searchinger. Vast staat wel dat de wereld halverwege deze eeuw veel meer voedsel nodig heeft. Boeren in geavanceerde landbouwnaties, zoals Denemarken en Nederland, kunnen een groot deel van de oplossing van het voedselvraagstuk voor hun rekening nemen door te doen waar ze goed in zijn: de productiviteit verhogen door technologische vernieuwing en verbetering van de bedrijfsvoering.
Bron: Vork