Deskundigen zaaien twijfel met het voorspellen van omvang varkensstapel.
De laatste tijd verschijnen veel tegenstrijdige berichten over de ontwikkeling van de Nederlandse zeugenstapel. Ook over de omvang van de Europese varkensproductie zijn de deskundigen het niet eens. Zo becijferde de Rabobank een maand geleden een productiedaling in Europa van 3,6 procent. Vorige week werd dit bijgesteld naar een krimp van slechts 0,1 procent. De Rabobank geeft toe een verkeerde inschatting te hebben gemaakt.
Ook vanuit het LEI komen verschillende prognoses. Onderzoeker Jos Verstegen verwacht dat de varkensstapel in Nederland de komende jaren op nagenoeg
hetzelfde niveau zal blijven. In een eerdere publicatie van het LEI werd een krimp voorspeld van enkele tientallen procenten in 2013. Dat doet ook Topigs. De fokkerijorganisatie denkt dat er in 2013 nog 850.000 zeugen in Nederland zijn:
een krimp van liefst 25 procent.
Welke conclusie valt te trekken uit al deze berichten? Op de eerste plaats dat het voorspellen van de productie lijkt op kijken in een glazen bol. Productie voorspellen puur op basis van de varkenscyclus is niet mogelijk. Ook de ontwikkeling van de wereldeconomie, invloed van welzijns- en milieumaatregelen en voerprijzen zijn van grote invloed.
Wat op basis van historie wel goed is te voorspellen, is de ontwikkeling van de productiviteit van de zeugen. Die stijgt jaarlijks met 0,3 biggen. Omdat (bijna) al
deze biggen ook groot worden, groeit het aanbod van vleesvarkens circa 2 procent per jaar. Alleen al op basis van dit gegeven zal het aanbod in Nederland en daarbuiten niet snel krimpen. Een structureel hoge prijs als gevolg van een structureel kleiner aanbod van vleesvarkens in Europa lijkt dan ook niet reëel. Dat het aantal zeugen in Nederland tot 2013 met 25 procent krimpt , zoals Topigs voorspelt, lijkt evenmin waarschijnlijk. CBS-cijfers bevestigen dat beeld in elk geval
nog niet. In december 2011 telde Nederland 1,1 miljoen zeugen, exact zoveel als in de afgelopen vijf jaar.
Bron Boerderij