USDA schat graanproductie structureel te laag in
De graansector kijkt iedere maand uit naar de prognoses die het Amerikaanse ministerie van landbouw (USDA) publiceert. Dat is logisch, want de VS is de grootste exporteur ter wereld van tarwe, mais en sojabonen. Wat in de VS gebeurt en hoe de USDA de wereldgraanmarkt inschat heeft veel invloed op de prijzen.
Is de USDA optimistisch over de productie, dan dalen de prijzen. Dat gebeurde bijvoorbeeld na de laatste publicatie op 12 juni. Toen schatte de USDA de wereldgraanproductie hoger in dan verwacht en de graanprijzen op de termijnmarkten zakten.
Andersom gebeurt ook. Berucht is de publicatie van juli 2011. De USDA meldde toen dat de wereld veel meer mais verbruikte dan gedacht. En de wereldtarwevoorraad moest flink worden aangesproken. Op de termijnmarkt in Parijs werd tarwe in twee dagen ruim 8 euro per ton duurder en mais zelfs ruim 10 euro. Dat zijn forse prijsschommelingen.
Maar de USDA krijgt vaak kritiek van andere analisten dat de prognoses niet actueel genoeg zijn. Er wordt onvoldoende rekening gehouden met weersinvloeden en weersvoorspellingen voor de korte termijn, luidt de kritiek meestal. Dat roept de vraag op hoe betrouwbaar de USDA-prognoses zijn.
Uit onderzoek van Boerderij Vandaag blijkt dat de USDA in de juniprognose de verwachting van de wereldproductie aan graan voor het daarop volgende seizoen structureel te laag inschat. In de 11 jaar die zijn onderzocht valt de werkelijke oogst, die twee jaar later wordt vastgesteld, negen keer hoger uit dan in de juniprognose is aangegeven en twee keer lager. Je zou over een periode van 11 jaar een fifty-fifty verdeling verwachten. De afwijking tussen de juniprognose en de werkelijke oogst varieert van min 3,4 procent tot plus 6,2 procent. Dat zijn forse afwijkingen, want een paar procent verschil in productie kan veel invloed hebben op de graanprijzen. Een klein graanoverschot leidt al tot forse prijsdalingen. Een klein tekort is voldoende voor hoge prijzen.
Ook het wereldwijde graanverbruik schat de USDA in de juniprognose voor het daarop volgende seizoen structureel te laag in. In drie van de elf seizoenen is het werkelijke verbruik groter dan in de juniprognose is voorspeld. Maar hier zijn de afwijkingen veel kleiner. Die variëren van min 0,9 procent tot plus 1,6. Dat is logisch, want het graanverbruik schommelt over de jaren heen veel minder dan de productie.
Bron Boerderij