Areaal pootgoed moet op peil blijven
De teelt van pootgoed in Nederland heeft toekomstperspectief. Uitdagingen zitten vooral in behoud van het areaal om voldoende kritische massa te behouden. Ruimteclaims en duurzaamheidseisen knabbelen aan beschikbare grond.
Nederland is een heel geschikt land om pootaardappelen te telen, maar er liggen ook uitdagingen waar de sector op in moet spelen. LTO Vakgroep Akkerbouw-voorzitter Tineke de Vries zei vorige maand op de Delphy-pootaardappeldag dat ze voor de teelt van pootgoed in Nederland zeker toekomst ziet.
Nederland beschikt over goede vruchtbare grond en een geschikt klimaat, waardoor een goede kwaliteit pootaardappelen kan worden geteeld. De infrastructuur is goed en de sector beschikt over grote innovatiekracht. Mondiale bevolkingsgroei, schaarste aan hulpbronnen en klimaatverandering bieden volgens De Vries perspectief voor de Nederlandse pootgoedteelt. De markt voor pootaardappelen kan groeien. Uitdagingen zitten in de steeds hogere maatschappelijke en politieke eisen die aan de landbouw worden gesteld en de ruimteclaims die van buiten op landbouwgrond worden gelegd.
Countus-adviseur Ruthger Steenbeek becijferde dat van het totale Nederlandse aardappelareaal van ruim 160.000 hectare zo’n 27% uit pootaardappelen bestaat. Dat is circa 44.000 hectare. De transitie naar een duurzamere landbouw gaat ten koste van het beschikbare areaal. De eis van 4% niet-productieve grond en bufferstroken kan een effectief productieverlies van 2% betekenen. Ofwel 880 hectare minder areaal voor de teelt van pootgoed.
Ook de nitraateis van maximaal 50 milligram per liter water kan ten koste gaan van het areaal pootaardappelen. De overheid kan een ruimere gewasrotatie met meer rustgewassen verplichten als niet aan deze eis wordt voldaan. Voor pootgoed kan dat betekenen dat een 1 op 3-teelt niet meer kan. Overschakelen op een 1 op 4-rotatie kost volgens berekening van Countus dan zo’n 8% areaal.
Beschikbaar areaal voor pootgoed krimpt
Ruimteclaims voor woningen, industrie, waterberging, natuur en energieparken vragen tot 2050 een kleine 300.000 hectare landbouwgrond. Ofwel ongeveer 17% van het huidige landbouwareaal. Bij een evenredige verdeling over alle teelten betekent dit dat het pootgoedareaal tegen die tijd met zo’n 8.200 hectare is afgenomen.
Steenbeek ziet het echter voor de teelt van pootgoed minder somber in. Hij baseert dat op een kaart van de rijksoverheid met daarop de voorgestelde zonering van het platteland. De belangrijkste pootaardappelteeltgebieden hebben daarop allemaal agrarische productie als hoofdfunctie gekregen. Het is daarom vooral de veehouderij die grond zal moeten inleveren.
De maatschappelijke eisen aan de manier van telen veranderen, dat drukt de marge voor de telers.
Steenbeek schat zelfs in dat de hoeveelheid beschikbare grond voor de teelt van pootgoed voorlopig stabiel zal blijven. Het behoud van areaal is voor de hele sector belangrijk om voor de periferie interessant genoeg te blijven voor investeringen, en om de infrastructuur minimaal op peil te houden of te kunnen vernieuwen.
Een van de andere onzekerheden waar pootaardappeltelers mee te maken krijgen, is de wens vanuit de EU om het middelengebruik tegen 2030 te halveren. De vraag is of dat met alternatieven voldoende is op te vangen. Ook het effect van een extra stikstofreductie in gebieden met een hoge nutriëntenbelasting is nog onzeker. Daarnaast zijn ziektedruk, phytophthora, aaltjes en de vochtvoorziening punten van aandacht.
Marge voor teler onder druk
Een belangrijk aandachtspunt voor een individuele teler zijn de kostenstijgingen, waardoor de marge voor de teelt van pootgoed onder druk komt te staan. Countus-bedrijfsadviseur Erik Arts berekende dat de kostprijs voor pootaardappelen oploopt naar ruim € 34 per 100 kilo. Voor voldoende ondernemersmarge is een opbrengstprijs van zo’n € 37 per 100 kilo nodig. Verlaging van de kostprijs is volgens hem erg lastig, veel rek zit er niet in. De pootgoedhandelshuizen staan daarom voor de uitdaging om een meegroeiende pootgoedprijs te realiseren.
Een analyse van Arts toont dat de kostprijs voor pootaardappelen in de periode 2016-2020 nauwelijks is gestegen, ongeveer 1%. Van € 29,80 per 100 kilo naar € 30 per 100 kilo. De telersprijs voor pootaardappelen lag in die periode op € 30,80. Zo bleef er voor de teler een marge over.
Arts maakte ook de vergelijking met de fritesaardappelteelt. In diezelfde periode lag de kostprijs voor fritesaardappelen op € 18,10 per 100 kilo, terwijl de gemiddelde prijs uitkwam op € 15,80 per 100 kilo. Dat is dus ruim onder kostprijsniveau. De kostprijs voor komend seizoen begroot Countus op € 20,70 per 100 kilo, terwijl de contractprijzen voor bewaaraardappelen daarboven liggen. Bij fritesaardappelen lijkt daarom nu meer marge over te blijven dan bij pootaardappelen.
Het is volgens Arts niet zo dat pootgoedtelers daarom massaal overschakelen op fritesaardappelen, maar telers passen hun strategie wel aan. Op percelen met bijvoorbeeld AM-problemen kiezen telers nu eerder kiezen voor een fritesaardappelteelt met een resistent ras op het hele perceel, dan voor een pootaardappelteelt met lager renderende zetmeelaardappelrassen. Telers die beide gewassen telen, kunnen wat meer richting consumptieteelt kunnen gaan.