Biotechnologie als instrument voor meer duurzame aardappelteelt
Biotechnologie is absoluut een instrument op weg naar een meer duurzame aardappelteelt. Dat zegt onderzoeker Bart van Droogenbroeck van het Ilvo. Droogenbroeck sprak bij de start van de aardappelmanifestatie Potato Europe in Kain, in het zuiden van België.
Tegen de achtergrond van een groeiende wereldbevolking werden dit jaar op het World Potato Congress in Peking verschillende zaken genoemd die wereldwijd moeten worden aangepakt: mechanisatie, efficiënter watergebruik, geïntegreerde teelt, ziekteresistentie, rassenontwikkeling, opslag- en verwerkingskwaliteit, innovatie in verwerking en productontwikkeling.
Bart van Droogenbroeck van het Belgische Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek (Ilvo) ziet dat op het vlak van
ziekteresistentie, rassenontwikkeling en verbetering van de bewaarkwaliteit met behulp van biotechnologie flinke stappen voorwaarts worden gezet. “Weliswaar is biotechnologie niet de enige en ultieme oplossing op weg naar een duurzame aardappelteelt, maar het kan er wel een bijdrage aan leveren. Samen met de beste landbouwpraktijk van gangbare en biologische landbouw.
Genetisch gemodificeerde aardappelen, samen met andere maatregelen, hebben zeker de potentie bij te dragen aan een duurzamere aardappelteelt met gebruik van minder oppervlakte, minder water, minder energie en minder pesticiden.” De onderzoeker wijst op vooruitgang in het onderzoek naar phytophthoraresistentie, waaraan hij zelf ook werkt. “In Nederland, in Wageningen, is er een resistentie die berust op drie genen in het ras Desirée. Hier in België doen we hetzelfde met Bintje. In de VS is resistentie ingebracht in Russett Burbank en Maris Piper, dat is een enorme stap vooruit. Die resistentie, waarbij chemie altijd achter de hand is, kan zorgen voor een reductie van het fungicidengebruik met 80 procent.
We hebben twintig verschillende resistentiegenen voor phytophthora gedetecteerd. Daar kunnen we zeg maar eindeloos mee combineren.” Droogenbroeck zegt dat de techniek van inbouwen van phytophthoraresistentie in rassen met behoud van de goede eigenschappen zover is ontwikkeld dat die binnen drie à vijf jaar kan worden toegepast. “Tel vijf à tien jaar tot introductie in de boerenpraktijk als je de vermeerdering van pootgoed meerekent.” Dat is dus als er qua wet- en regelgeving geen belemmeringen zijn.
“Biotechnologie-ontwikkelingen gaan zeer snel. De procedures voor toelating ervan in de EU lopen achter, terwijl wereldwijde acceptatie en toegang tot biotechgewassen cruciaal zijn.” In de Verenigde Staten hebben onderzoeksinstellingen en bedrijven, waaronder verwerker Simplot, dit jaar de ontwikkeling opgestart van een aardappel die beter moet zijn voor het milieu, gezonder voor de consument en die goedkoper te produceren is. Het gaat om de gecombineerde inbouw van vijf eigenschappen in het ras Maris Piper: resistentie tegen phytophthora, aaltjesresistentie, minder reducerende suikers en asparagine en lagere gevoeligheid voor stootblauw.
“De ontwikkelingen gaan snel”, zegt Droogenbroeck. “Zowel gangbaar als biologisch kweekwerk profiteert van biotechnologie. Genetische modificatie kan klassieke veredelingsprojecten versnellen.” Bron:Boerderij

