‘Dreigend tekort aan goed pootgoed wordt onderschat’
Vertrekkend Agrico-directeur Jan van Hoogen heeft in vier decennia de ontwikkeling van de aardappelsector van dichtbij meegemaakt. Voor de toekomst ziet hij volop perspectief voor de aardappel als groot voedingsgewas. Op de kortere termijn zijn er zorgen over de beschikbaarheid van voldoende pootgoed.
Komend jaar is cruciaal voor het terugpakken van pootgoedareaal, stelt Jan van Hoogen. ‘Het betekent dat we met de portemonnee de boer op moeten. Als de fritesindustrie 25 cent per kilo betaalt, dan moet pootgoed minimaal 40 cent opleveren om telers te overtuigen.’
Van Hoogen is bezig met zijn laatste werkzaamheden bij Agrico. Op 31 december draagt hij het stokje over aan zijn opvolger Mark Zuidhof. Hij is dan…
35 jaar werkzaam geweest bij de aardappelcoöperatie in het Flevolandse Emmeloord, waarvan de laatste dertien jaar als algemeen directeur. ‘Het is na het vijftigjarig jubileum een mooi moment om te stoppen. De mensen moeten mij niet zat worden.’
Nog zeven maanden blijft Van Hoogen in dienst als adviseur op de achtergrond en om een paar projecten af te ronden. Daarna is het tijd voor vervroegd pensioen en om mooie dingen te doen.
Wat moet het pootgoedareaal zijn in Nederland en waarom is dat zo belangrijk?
‘We hebben wel 40.000 hectare nodig. Het afgelopen jaar daalde het areaal fors en vielen de opbrengsten tegen. Ik denk dat het dreigende tekort wordt onderschat. Ook in de rest van Europa is minder animo voor de pootgoedteelt, omdat die risicovoller wordt vanwege ziektedruk en klimaatverandering.
‘De vraag naar pootgoed neemt echter alleen maar toe. In Noordwest-Europa breidt het fritesaardappelareaal flink uit. Een belangrijk deel van ons aanbod voor dit jaar is al verkocht. Ook wij zullen afnemers moeten teleurstellen. Het lijkt erop dat de komende jaren het aandeel fritesrassen in de pootgoedteelt toeneemt. Dat gaat ten koste van het exportsegment.’
Hoe heeft u de aardappelsector zien veranderen in uw tijd bij Agrico?
‘De sector is internationaler geworden en dat geldt ook voor de ontwikkeling van Agrico. Ik begon ooit als exportmanager met focus op Frankrijk, omdat ik toevallig Frans sprak. Na de fusie met handelsbedrijf Wolf & Wolf in 1994 kwam daar Noord-Afrika bij. Inmiddels hebben we dochterbedrijven in zeven landen en doen we wereldwijd zaken.’
Wat maakt werken in deze internationale sector zo mooi?
‘Het vele reizen is fantastisch. Ik heb het geluk gehad zo’n zeventig landen te mogen bezoeken op vrijwel alle werelddelen. Daardoor heb ik veel culturen leren kennen en een groot netwerk opgebouwd. Van onze dochterbedrijven heb ik alle medewerkers weleens ontmoet.’
Wat voor bedrijf laat u achter?
‘We zijn inmiddels een bedrijf met 280 medewerkers, dat is de situatie na de overname van pootgoedbedrijf Royal ZAP. Trots ben ik op de platte organisatie en het familiegevoel bij onze mensen. In onze strategie ligt de nadruk op innovatie en professionalisering. Met eigen onderzoek bij Agrico Research en een kwaliteitscentrum geven we daar invulling aan.
‘Overigens zijn in het verleden met de ontwikkeling van het bedrijf ook wel zaken verkeerd gegaan. Vooral de manier waarop destijds onze industrietak voor de collectie van fritesaardappelen is afgestoten, verdiende niet de schoonheidsprijs. Wij plaatsten telers voor een voldongen feit en dat zorgde voor spektakel. Bij tafelaardappelen is dat beter verlopen met het oprichten van de nieuwe coöperatie Potato Next. In dat proces zijn telers steeds meegenomen.’
Agrico doet nog wel bioconsumptie, waarom is de biologische sector belangrijk voor jullie?
‘Wij hebben altijd sterk ingezet op resistentie tegen phytophthora. Daar plukken we nu de vruchten van met de Next Generation-rassen die bijdragen aan een duurzamere teelt. Voor de rasintroducties werken we nauw samen met biologische telers. We merken verder dat de contacten met deze sector helpen bij lobbywerk om de politiek te overtuigen van het belang van de aardappelsector.’
Fontane is commercieel belangrijk voor Agrico. Maar hoe gaat de ontwikkeling van zo’n ras?
\’In een wereld vol veranderingen is de vraag naar innovatieve rassen belangrijker dan ooit. Agrico loopt voorop om aardappelrassen te ontwikkelen die passen bij de lokale behoeften. Maar soms is deze ontwikkeling ook een kwestie van toevalligheden.
‘Dat het ras Fontane nu gebruikt wordt voor de helft van de Europese bulkfrites is vooral te danken aan Ferdi Buffen, de directeur van het Duitse handelsbedrijf Weuthen. Onze rassencommissie schreef het ras min of meer af, omdat het geen verbetering leek ten opzichte van het ras Agria.
‘Buffen ontdekte dat Fontane uitstekend presteerde op de lichte gronden in het Rheinland. Vervolgens bleek Lamb Weston/Meijer enthousiast over de verwerking en raakten de Belgen overtuigd dat Fontane in de teelt veel betrouwbaarder is dan Bintje. Het hoort bij veredelen, soms heb je geluk nodig. Ook moet je niet wakker liggen van het idee dat je iets moois weggooit.’
Wat is het belang van aardappelveredeling?
‘Veredeling helpt bij de ontwikkeling van de teelt en met name bij verduurzaming. Zoals gezegd is phytophthoraresistentie een belangrijk veredelingsdoel. We hebben twee commerciële rassen met dubbele resistentie en in de pijplijn zitten rassen met drie of vier resistentiegenen. Daarnaast zoeken we rassen die sterk zijn tegen virussen om het gebruik van insecticiden verder terug te dringen.’
Agrico houdt zich niet bezig met de nieuwe veredelingstechniek Crispr-Cas. Waarom is dat?
‘Wij vinden het niet verstandig om te investeren in technieken die niet zijn toegestaan. Agrico wacht de regelgeving af en daardoor bestaat inderdaad de kans dat we later achteroplopen. Als het werkelijk zover komt, zullen we de betreffende technieken inkopen. Overigens bewijzen wij al jaren dat het lukt om met klassieke veredeling wel voorop te lopen als je de juiste keuzes maakt.’
Zoon van een Groningse kapper
Jan van Hoogen (61) komt zelf niet van een boerenbedrijf. Zijn vader was kapper in het Groningse Oldehove. Het aardappelvak en het enthousiasme daarvoor deed hij op in de vakanties op het nabijgelegen pootgoedbedrijf van de familie Gaaikema. De interesse leidde vervolgens naar de Rijks Hogere Landbouwschool in Groningen. Na afronding daarvan werkte Van Hoogen vier jaar bij Rivro in Wageningen, het landelijk instituut voor rassenonderzoek, ook weer in de aardappelen. In mei 1989 werd hij aangenomen voor een commerciële functie bij Agrico. Enige landelijke bekendheid als aardappelspecialist kreeg Van Hoogen toen hij in 1988 deelnam aan het toen populaire tv-programma ‘Wedden dat’ van presentator Jos Brink. De uitdaging was dat de jonge rassenonderzoeker honderd aardappelrassen zou herkennen aan hun uiterlijk en smaak. ‘Uiteindelijk kreeg ik zeven verschillende rassen voorgeschoteld. Die herkende ik feilloos vooral aan hun specifieke lichtkiem. Het proeven was meer voor de vorm en dat leverde mooie televisie op.’
Bron: Nieuwe Oogst