De Nederlandse agrarische sector neemt in de wereld een toppositie in. De productie van en de handel in landbouwproducten maakt dan ook een belangrijk deel uit van onze economie. De landbouwsector wordt gekenmerkt door sterke wisselingen in de productie en dus in prijzen. Dit brengt kansen, maar ook risico’s met zich mee. Al sinds de zeventiende eeuw trachten veehouders en akkerbouwers, de producenten van agrarische producten, hun risico’s te beperken door het afsluiten van termijntransacties: futures. Wereldwijd wordt er gebruik gemaakt van termijnmarkten om de prijsrisico’s af te dekken. Inmiddels hebben ook banken en standsorganisaties zoals LTO het nut en gebruik van de termijnmarkten ingezien. Voor aardappelen is dit mogelijk op EEX in Leipzig. De handel vindt plaats in gestandaardiseerde contracten die afgewikkeld worden d.m.v Cash-settlement, er vindt dus geen fysieke levering plaats. Gestandaardiseerd wil zeggen dat de contracthoeveelheid, kwaliteit en maand van levering vaststaan. De prijs wordt door vraag en aanbod in de markt bepaald. Termijncontracten kunnen door akkerbouwers, veehouders en handelaren worden afgesloten als verzekering(hedging) om prijsrisico’s af te dekken. Daarnaast kunnen termijncontracten worden gebruikt als belegging.
Wat is een future?
Een future is een overeenkomst tot koop of verkoop van een goed of een financiële waarde die op een bepaald tijstip in de toekomst door de verkoper aan de koper moet worden geleverd. Dit tegen een prijs die bij het aangaan van het contract wordt vastgelegd. Op de futures markt van EEX in Leipzig worden futures verhandeld op diverse producten zoals aardappelen, varkens en biggen. De waarden waarop de futures zijn gebaseerd, noemen we de onderliggende waarde. Hoe werkt een future? Een belegger kan een future kopen dan wel verkopen door een order te plaatsen bij een tussenpersoon (bijvoorbeeld De Vries & Westermann B.V.). Een belegger die een future koopt, doet een openingsaankoop. Hierdoor creëert hij een longpositie, een ander woord voor kooppositie. De belegger heeft op een tijdstip in de toekomst (de afloopmaand), de onderliggende waarde van de future gekocht. De afwikkeling vindt plaats aan het eind van de looptijd of als de kooppositie vroegtijdig wordt verkocht (sluitingsverkoop) door middel van verrekening in geld. De koper van de future maakt winst als de koers van zijn future stijgt en verlies als zijn future daalt t.o.v. zijn aankooprijs. Een belegger die een future verkoopt, doet een openingsverkoop. De belegger kan dus een future verkopen, zonder dat hij eerst een future heeft gekocht. Hierdoor creëert hij een shortpositie, een ander woord voor verkooppositie. De belegger heeft op een tijdstip in de toekomst de onderliggende waarde van de future verkocht. De afwikkeling vindt plaats aan het eind van de looptijd of als de verkooppositie vroegtijdig wordt teruggekocht (sluitingskoop) door middel van verrekening in geld. De verkoper van de future maakt winst als de koers van zijn future daalt en verlies als zijn future stijgt t.o.v. zijn verkooprijs.
Voorbeeld aardappelen
Stel dat een teler in juni op de termijnmarkt 10 contracten (250 ton) voor levering april heeft verkocht voor EUR 14,= PER 100 KG. ” I) Indien de prijs op de termijnmarkt in de leveringsmaand (april) EUR 10,= noteert, betekent dit dat de dagprijs op de effectieve markt ook circa EUR 10,= is. De teler koopt zijn termijncontracten terug tegen een prijs van EUR 10,= per 100 kg en boekt hiermee een winst van EUR 4,= per 100 kg op de termijnmarkt. Hij verkoopt zijn partij aardappelen voor de nagenoeg gelijke prijs (EUR 10,=) via de gangbare afzetkanalen. De prijs die de teler voor zijn product heeft gemaakt is dan netto de prijs waarvoor hij aanvankelijk had verkocht op de termijnmarkt. In feite boekt hij EUR 4,= winst op de termijnmarkt, hetgeen bij de effectieve prijs opgeteld kan worden, waardoor hij netto EUR 14,= vangt. De teler heeft dus zijn prijsrisico (daling) uitgesloten door te verkopen op de termijnmarkt. Zijn prijs is op het moment van afsluiten van de termijncontracten al vastgelegd. II) Indien de prijs op de termijnmarkt in de leveringsmaand EUR 18,= noteert, betekent dit dat de dagprijs op de effectieve markt ook circa EUR 18,= is. De teler koopt zijn termijncontracten terug tegen een prijs van EUR 18,= per 100 kg. Hij verkoopt zijn partij aardappelen voor de nagenoeg gelijke prijs (EUR 18,=) via de gangbare afzetkanalen. De prijs die de teler voor zijn product heeft gemaakt is dan netto de prijs waarvoor hij aanvankelijk had verkocht op de termijnmarkt. In feite boekt hij EUR 4,= verlies op de termijnmarkt, maar dit wordt geheel gecompenseerd met de EUR 4,= betere prijs op de effectieve markt. De teler had achteraf meer kunnen maken (EUR 18,=), maar was tevreden met EUR 14,= anders had hij nooit op de termijnmarkt verkocht. Het is vooraf nooit te bepalen wanneer de hoogste prijs gemaakt kan worden. Hij ziet de negatieve marge op de termijnmarkt niet als verlies, hij had immers zijn aardappelen al afgedekt voor EUR 14,=.
Voorbeeld granen
Stel dat een teler in juni op de termijnmarkt 10 contracten (500 ton) voor levering maart heeft verkocht voor €210 per ton. Indien de prijs op de termijnmarkt in de leveringsmaand (maart) €180 noteert, betekent dit dat de dagprijs op de effectieve markt ook circa €180 is. De teler koopt zijn termijncontracten terug tegen een prijs van €180 per ton en boekt hiermee een winst van €30 per ton op de termijnmarkt. Hij verkoopt zijn partij tarwe voor de nagenoeg gelijke prijs (€180 per ton)via de gangbare afzetkanalen. De prijs die de teler voor zijn product heeft gemaakt is dan netto de prijs waarvoor hij aanvankelijk had verkocht op de termijnmarkt. In feite boekt hij €30 per ton winst op de termijnmarkt, die bij de effectieve prijs opgeteld kan worden, waardoor hij netto €210 ontvangt. De teler heeft dus zijn prijsrisico (daling) uitgesloten door te verkopen op de termijnmarkt. Zijn prijs is op het moment van afsluiten van de termijncontracten al vastgelegd. Indien de prijs op de termijnmarkt in de leveringsmaand €240 per ton noteert, betekent dit dat de dagprijs op de effectieve markt ook circa €240 per ton is. De teler koopt zijn termijncontracten terug tegen een prijs van €240 per ton. Hij verkoopt zijn partij tarwe voor de nagenoeg gelijke prijs (€240 per ton)via de gangbare afzetkanalen. De prijs die de teler voor zijn product heeft gemaakt is dan netto de prijs waarvoor hij aanvankelijk had verkocht op de termijnmarkt. In feite boekt hij €30 per ton verlies op de termijnmarkt, maar dit wordt geheel gecompenseerd met de €30 per ton betere prijs op de effectieve markt. De teler had achteraf meer kunnen maken (€240 per ton) maar was tevreden met €210 per ton. Anders had hij nooit op de termijnmarkt verkocht. Het is vooraf nooit te bepalen wanneer de hoogste prijs gemaakt kan worden. Hij ziet de negatieve marge op de termijnmarkt niet als verlies, hij had immers zijn tarwe al afgedekt voor €210 per ton