Groei in België is geen rem op Nederlandse aardappelsector
De aardappelindustrie van België , lees de fritesproductie, is al tien jaar in een groeispurt. Het is niet ten koste gegaan van de Nederlandse sector, die ook uitbreidt, zij het veel rustiger.
De Belgische verwerking van consumptieaardappelen vierde ook in 2012 weer hoogtij. De producenten van frites en andere voorgebakken en diepgevroren bereidingen, van verse frites, maar ook van chips, vlokken en dergelijke, zijn erin geslaagd binnen tien jaar hun grondstofverbruik te verdubbelen naar het aanzienlijke totaal van 3,65 miljoen ton. Daarmee is de Belgische verwerking in 2012 voor het eerst de Nederlandse net iets voorbij gestreefd. Nederland verwerkte in dat jaar voor de productie van frites en dergelijke 2,3 procent minder aardappelen. Vijf jaar daarvoor, in 2007, lag de Belgische aardappelverwerkende sector nog bijna 24 procent achter op de Nederlandse, die toen al 3,24 miljoen ton aardappelen als grondstof verbruikte. De snelheid waarmee de Belgen hun productie hebben uitgebreid, komt niet zozeer doordat ze op de Hollanders marktaandeel veroverden, want ook die hebben groei bewerkstelligd, zij het in een rustiger tempo. Dat geldt ook de export van de aardappelbereidingen. Belgische verwerkers hebben in 2013 ruim een kwart meer frites en andere diepgevroren aardappelbereidingen uitgevoerd dan in vier jaar eerder. De Hollanders hebben in hetzelfde tijdsbestek hun export met bijna een tiende uitgebreid, boekten dus ook groei, maar lang niet zo onstuimig. De haast explosieve ontwikkeling in België is uiteraard mede een kwestie van investeren. In tien jaar tijd hebben de verwerkende bedrijven (in 2012 waren het er nog 18, het aantal schommelde tussen 16 en 20) ruim 550 miljoen euro gestoken in onder meer verwerkingscapaciteit en innovatie. Het verschillende groeitempo past ook wel bij de marktbenadering. Over het algemeen werken de Nederlandse verwerkende bedrijven voor hun grondstofvoorziening meer met contractlevering dan hun Belgische collega’s. Dat vereist bestendiger relaties en meer op de lange termijn gerichte handel. Hier weegt ook mee dat ze zich meer richten op de bovenkant van de afzetmarkt voor frites en andere aardappelproducten. De Belgen verwerken verhoudingsgewijs meer Bintjes en begeven zich meer in de handel, als inkoper van vrij verkoopbare fritesaardappelen. Ze kopen een groter deel van hun grondstof in het buitenland, naar schatting 40 procent, waar de Nederlandse collega’s volstaan met circa 30 procent. Deze raming is op basis van Nederlandse (HBAG) en Europese (Eurostat) gegevens. België haalt de aardappelen voor het overgrote deel uit Nederland, Duitsland en Frankrijk. Daarbij is Frankrijk de laatste vijf jaar goed geweest voor naar schatting 60 procent van de door de verwerkers geïmporteerde aardappelen, Nederland en Duitsland elk 20 procent. Nederland importeerde in de periode 2008 tot en met 2010 jaarlijks ongeveer 30 procent minder aardappelen dan België. In 2011 en 2012 was dat nog maar zo’n 10 procent minder, zowel vanwege minder beschikbaarheid in eigen land (2011) als lage prijzen in het buitenland (2012). Herkomst van de import door Nederlandse verwerkers is hoofdzakelijk België en Duitsland, tegenwoordig in een verhouding één derde en twee derde. Duitsland is trendmatig de laatste drie jaren zeer veel belangrijker geworden als herkomstland van aardappelen voor Nederland. In België kan – en wil – men minder inkopen.
Bron: Boerderij