Onderzoek brouwgerst zoekt financiering
Op de Nibem-ketendag was het thema vooral gericht op de teelt en het onderzoek van gerstrassen. De financiering van het rassenonderzoek bevindt zich door het wegvallen van het Productschap Akkerbouw in een onzekere periode. Het Nibem moet voldoende bijdragen bij elkaar zien te krijgen in de keten van gerst tot bier.
De Nibem-ketendag was vorige week donderdag in Stadskasteel Oudaen in Utrecht. Nibem staat voor het Nederlands instituut voor brouwgerst, mout en bier. Sinds enkele jaren houdt het instituut een ketendag waarbij alle schakels van de keten zijn vertegenwoordigd en waarbij de organisatie een bepaald thema naar voren haalt.
Deze keer was het thema 'Teelt en onderzoek'. Daarmee had de organisatie gelijk al een heet hangijzer te pakken, namelijk het rassenonderzoek. Dat wordt tot op heden, en waarschijnlijk tot en met volgend jaar, gefinancierd door het Nibem.
Onzekere toekomst
Maar naar de toekomst lijkt deze financieringsformule onzeker en moet er naar een andere vorm van financiële ondersteuning worden uitgekeken. In het verleden werden dit soort onderzoeken gefinancierd door de brouwers, de mouters en het Productschap Akkerbouw, maar sinds het wegvallen hiervan is die vorm van financiering over.
Het rassenonderzoek in Nederland heeft een goede naam
Hubert te Braake, voorzitter Nibem
'Door het ontbreken van financieringsmogelijkheden van het Nibem is het belangrijk om het als keten voor elkaar te krijgen dat elke partij zijn bijdrage levert aan het onderzoek', zegt Nibem-voorzitter Hubert te Braake. 'Het is de uitdaging om ook de telers en de collecteurs erbij te krijgen. Het rassenonderzoek in Nederland heeft een goede naam. Het is het goedkoopste en meest efficiëntst in heel Europa.'
Tonnen gerst
In ons land verwerken mouterijen jaarlijks ongeveer 600.000 ton gerst. Hiervan is 120.000 ton geteeld in Nederland. De rest wordt geïmporteerd. Akkerbouwers telen in ons land zo'n 20.000 hectare zomergerst en 9.000 hectare wintergerst.
Zomergerst wordt bijna allemaal afgezet als brouwgerst en wintergerst als voergerst, met slechts een klein deel als brouwgerst. Het verschil zit onder andere in de vorm van de aar. De zomergerst heeft een meer uniforme korrel dan wintergerst. Mouters hebben daarom liever zomergerst dan wintergerst.
Gerstrassenonderzoek
Martijn van Iersel van Holland Malt is voorzitter van de werkgroep gerstrassenonderzoek van het Nibem. Hij geeft aan dat er rassenproeven op verschillende locaties worden gehouden en die worden gefinancierd door de kwekers. Het Nibem financiert het onderzoek naar de brouwkwaliteit.
Van Iersel legt uit dat er twee invloeden zijn: raseigenschappen (genetisch) en omgevingseigenschappen (klimaat en bodem). Het samenspel van klimaat, bodem en raseigenschappen bepaalt de uiteindelijke kwaliteit. Moeilijkheid daarbij is dat in geval van zandgronden er vaak sprake is van meer variatie in een perceel (bonter). 'Daarom kies je bij rassenproeven veelal voor kleigronden.'
Twee factoren
Een ras heeft bepaalde eigenschappen in zich, maar ook de plaats waar het groeit. Dat zijn twee evenwaardige factoren die evenveel invloed hebben. Als je een partij gerst van hetzelfde ras neemt dat bijvoorbeeld in het zuidwesten is gegroeid of in het noorden van ons land, dan kan dat verschillende eigenschappen hebben.
Klimaat en grondsoort hebben invloed. Door de homogenere samenstelling van kleigrond levert dat ook homogenere kwaliteit mout.
Variatie
Voor mouters is variatie in de rassen belangrijk. Ze zeggen ervoor te moeten waken dat heel Europa op één ras gaat zitten, dit om risico's te spreiden. Ze willen ook verscheidenheid om steeds een stabiele kwaliteit te bereiken.
Belangrijk zijn de filtratie in de brouwerij en de stabiliteit van het extract, dat is de hoeveelheid in suiker omgezette zetmeel. Als belangrijke technische eigenschappen voor de mouters noemt Van Iersel de wateropname, snelheid van het kiemen en tijd en intensiteit van vermouting.
Zomerbrouwgerst
Het onderzoek naar gerstrassen betreft alleen de zomerbrouwgerst. Voor winterbrouwgerst is de oppervlakte te klein en het is een heel ander gewas. Om een nieuw ras te kweken, kost bij zomergerst rond de zeven jaar. Bij wintergerst ga je richting tien jaar.
In Rilland kweekt Limagrain rassen voor West-Europa, met name voor Frankrijk, Duitsland en Scandinavië. 'In de eerste plaats kijken we richting telers naar een goede opbrengst en resistenties', zegt Ton Wouda van Limagrain.
Strostevigheid
'De strostevigheid is ook een belangrijke eigenschap. Als een gewas legert, heb je veel minder kwaliteit. Als tweede is de brouwkwaliteit uiteraard belangrijk. Daarvoor kijken we naar het duizendkorrelgewicht en het aandeel volgerst, met een eiwitgehalte tussen de 9,5 en 11,5 procent, en de mate van uniforme korrels met een kiemkracht van minimaal 95 procent.'
Akkerbouwer Örjan Schrauwen uit Zevenbergen gaf van telerszijde aan dat je met een goede opbrengst toch nog een negatief saldo overhoudt. Schrauwen ziet granen als een noodzakelijk onderdeel van het bouwplan om de grond voor de renderende teelten op orde te krijgen.
Bron Nieuwe Oogst