Vooruitgang door vroege detectie van plagen
Precisielandbouw biedt kansen voor variabele doseringen in uien en aardappelen, zegt Bram de Visser.
Op de brochure van CZAV/cropsolutions over precisielandbouw prijkt een van de meest tastbare symbolen van de precisielandbouw. Hoog in de lucht hangt een drone boven Noord-Bevelandse akkers.
Bram de Visser is verkoopleider bij de agrarische coöperatie CZAV in Zuid-Nederland. Hij vindt het oké dat het beeld van de drone wordt gebruikt om de aandacht te trekken. Maar hij wil graag gezegd hebben dat het in de precisielandbouw om meer dan dat gaat. De Visser wil wat af van het ‘kabaal’ dat soms rond precisielandbouw gemaakt wordt.
Bram de Visser is verkoopleider bij de agrarische coöperatie CZAV in Zuid-Nederland
Al 90 jaar precisielandbouw…
“Te snel en te vaak wordt er naar mijn opvatting gedacht aan alleen maar iets tastbaars en moderns als drones. Het klinkt misschien niet zo hip, maar we doen hier natuurlijk al 90 jaar aan precisielandbouw.
Waar de tarwe wat schraal staat, geven we wat meer stikstof. Misschien doen we het in bepaalde situaties tegenwoordig juist andersom, maar dat heeft met veranderd landbouwinzicht te maken. Niet alleen met precisietechnieken zoals drones.”
Precisietechnieken zijn eerder een aanvulling op kennis en vakmanschap van de teler dan dat ze er voor in de plaats komen
De Visser is overtuigd van de goede mogelijkheden van precisietechnieken, maar je zult hem er niet in jubel-stemming over horen spreken. “Ze zijn eerder een aanvulling op de kennis en het vakmanschap van de teler dan dat ze er voor in de plaats komen.
Andersom kun je zeggen dat wat je met scans, satelliet- en dronebeelden en dergelijke binnenhaalt je steeds goed moet toetsen aan wat de akkerbouwer al weet van zijn grond. Het komt er niet voor in de plaats.”
De Visser ziet trouwens dat er nu – in de omschakeling van theorie naar praktijk – meer realiteitszin komt in de verwachtingen van precisielandbouw. “Misschien zijn de verwachtingen eerst te hoog gespannen geweest.”
Wat is er mis met die drone?
“Er is niets mis met de drone, maar er zijn ook allerlei andere manieren om data te verzamelen. Ik verwacht niet dat de drone doorzet om gegevens te verzamelen. Ik verwacht voor het volgen van een gewas meer van sensoren op machines die vaak op het land komen. Bijvoorbeeld de spuitmachine. Ook qua kosten. Daarmee kun je biomassakaarten maken.
Als het gaat om de bodem kun je met trekkrachtmeting en gps op de trekker belangrijke informatie verzamelen. De trekkrachtsensor geeft tegen lage kosten veel informatie over de zwaarte van de grond. Ook hoogtekaarten zijn met de trekker te maken. De drone is belangrijk, maar ik vind het niet terecht om bij precisielandbouw meteen ‘drone’ te roepen.”
Een drone is niet de enige manier om data te verzamelen
Veel telers kijken qua precisielandbouw de kat uit de boom. Hoe komt dat?
“Wij – en onze telers trouwens ook – zien dat precisietechniek een middel is om een doel te bereiken: namelijk goed boeren en goed rendement halen. Dat is geen doel op zich. Je moet iets met de verzamelde gegevens kunnen doen. Je moet een strooier hebben die er iets mee kan.
4 jaar geleden boden we voor € 17,50 per hectare luchtbeelden van tarwe aan. Wie het leuk vond, is bediend. Maar de animo was toen niet zo groot. Wat meespeelt, is dat men het idee heeft – of de ervaring – dat met een preciezere stikstofgift geen winst is te behalen. In graan heb je hier eigenlijk geen rendement van deze techniek. Ik snap wel dat telers daarom terughoudend zijn, of waren.
In aardappelen is meer winst te halen dan in graan
Nu bieden we tegen gereduceerd tarief satelliet- en dronebeelden van Bioscope en Dronewerkers aan om de gewasgroei te volgen. Ook hier loopt het geen storm, maar ik vind het voor telers een heel goede manier om er kennis mee te maken.
In aardappelen is overigens meer te halen dan in graan. Variëren met stikstof geeft verschillen in kwaliteit en opbrengst. Ook bij de loofdoding kun je er mee uit de kosten komen, omdat je dan kunt besparen op loofdodingsmiddelen zoals Diquat.”
Is er genoeg rasspecifieke informatie over de relatie tussen stikstof en kwaliteit.
“Die informatie is er in het algemeen wel, is mijn indruk. Nedato heeft wel rasbeschrijvingen per ras. Als een teler vraagt hoeveel hij moet bemesten, kunnen we in ieder geval zeggen: de basis ia 200 kilo en dan op basis van een biomassakaart 0 tot 50 kilo extra. Dat willen telers weten.
Variatie binnen een perceel is aan te leggen. Met lucht- of sensorbeelden in combinatie met plantmonsters, biomassa callibreren. Dat doen we in samenwerking met het bedrijf MDL Agro.
Als het donker op de kaart is, betekent dit bijvoorbeeld dat 80 kilo stikstof beschikbaar is. Licht gekleurd staat gelijk aan 0 kilo beschikbaar. Op de donkere plek op de kaart geef je dan niks en op de lichtste plek 80 kilo stikstof. Daar krijg je dan een egalere opbrengst en sortering voor terug.”
Naarmate er meer data beschikbaar komt, des te beter lukt het om een goed recept te maken, zegt Bram de Visser
En dat werkt?
“Ja. Het is wel zo dat naarmate meer data beschikbaar komt het steeds beter lukt om een goed recept te maken. Het gaat om data genereren, beheren, verwerken. Zo kun je steeds beter zeggen dat je op deze grondsoort bij deze gewasstand zoveel N nodig hebt voor een optimale opbrengst en kwaliteit.
Maar vergeet niet dat ook op termijn de menselijke factor nodig blijft. Al wordt die misschien kleiner. Er zal nooit een moment komen dat je met je ogen dicht kunt boeren. Evenzogoed moet ik zeggen dat er wel flinke stappen worden gezet. We zitten midden in dat proces.”
Hoe kijk je in verband met het perfectioneren van adviessystemen aan tegen het ‘weggeven’ van data die bij individuele boeren zijn verzameld?
“Dat weggeven van data is niet aan de orde bij CZAV. Er is een selecte groep die data kan beheren. Denk daarbij aan plaatsspecifieke opbrengstengegevens, scans, dronebeelden, satellietbeelden, trekkrachtkaarten of sensordata.
Er is heel veel informatie. Daar moet correct mee worden omgegaan en er moeten heldere afspraken over worden gemaakt. Maar feitelijk is het in onze optiek geen factor die het proces van precisielandbouw afremt.”
Je hoort steeds vaker dat delen een issue is. Boeren zeggen: ‘Onze gegevens zijn geld waard, we zitten op goud. Waarom die data gratis weggeven?’
“Maak het niet te groot. Om te beginnen zijn bodemkaarten of dat soort gegevens niet heel privacygevoelig. En kennis is altijd al ontwikkeld of verzameld en elders weer verkocht.
Als het gaat om op basis van veel data van veel telers systemen te verbeteren, zou ik zeggen: maak er een kans van in plaats van te denken dat je iets wordt afgepakt. Wij zien precisielandbouw als een instrument om dingen te bereiken zodat de teelt verbeterd kan worden.
Hoe precies data gedeeld worden, speelt daar niet zo’n grote rol in. Maar goed, data zijn van de telers. Het is goed om ze samen te beheren en te verwerken. Je zou daar afspraken over kunnen maken. Bijvoorbeeld samen met de Brancheorganisatie Akkerbouw.”
Spuiten in een perceel aardappelen
Waar ziet u mogelijkheden liggen?
“We zien vooral kansen voor variabele toepassingen. Variatie in de dosering van middelen in uien en aardappelen leidt wel tot uniformere en meer opbrengst. Je wilt geen onkruid en dus spuit je te veel op lichtere plekken. Dat kost opbrengst en uniformiteit. Met een mooie partij uien lig je beter in de markt.
Maar als we straks insecten, onkruid en schimmels kunnen detecteren vóórdat we ze met het blote oog zien, dan kunnen we echt stappen vooruit zetten.
Qua ontwikkelingen in de vroege detectie ligt er ook een rol voor Wageningen UR
Vooral insectenbeheer wordt problematisch. Tegen luizen mag je minder middelen gebruiken, in bieten zijn de neonicotinoïden verdwenen. En wat te denken van trips. Je schrikt ervan hoe vaak daartegen wordt gespoten en toch is er schade. Via vroege detectie zou precisielandbouw hierin een rol kunnen spelen. Daar ligt ook een rol voor Wageningen UR om dat te ontwikkelen.
Wat zeker belangrijk is, is om bewust om te gaan met zoet water. Denk aan: variabel beregenen, de grootte van de gift vooraf bepalen, maar ook beregeningscapaciteit en energie.”
CZAV al lang bezig met precisielandbouw
CZAV en precisielandbouw hebben al een lange geschiedenis. “Misschien waren we er wel als een van de eersten in Nederland bij betrokken”, zegt Bram de Visser.
“Het ging toen om het Koda-project (Kennis op de Akker), waarmee in de Wilhelminapolder en bij andere telers kennis werd opgedaan en gedeeld. Rond het jaar 2000 hebben we daar veel data verzameld voor variabele stikstofbemesting.
Met subsidie is dat toen doorontwikkeld tot MijnAkker waarop je satellietbeelden kon bekijken. Een probleem was dat er door bewolking niet altijd beelden waren. Voor N-advies was dat te onbetrouwbaar. MijnAkker was op dat vlak zijn tijd vooruit. Het kwam misschien te vroeg.”
Bron:Boerderij